Nummer 4 September 2024 [FISCAAL] [FISCAAL] [7] [OVERIG NIEUWS] ris van Financiën. Maar de inspecteur stelt dat de bv niet voldoet aan de bijbehorende voorwaarden. De Belastingdienst staat wel de toepassing toe van het forfait van 2,7% van de cataloguswaarde. De rechtbank bevestigt het standpunt van de fiscus. De toepassing van het verlaagde forfait vereist onder andere dat de auto zonder btw-aftrek is aangeschaft. Het verlaagde forfait is niet van toepassing op het leasen van een auto. Toepassing van de goedkeuring (het forfait) is alleen mogelijk als uit de administratie niet blijkt in hoeverre de auto voor privédoeleinden is gebruikt of welke kosten daaraan zijn toe te rekenen. ■ Btw-belast faciliteren van verkopen bij kraamverhuur In een zaak voor rechtbank Noord-Nederland heeft een bv een pand gehuurd waarin zij kramen verhuurt aan particulieren en ondernemers voor de verkoop van tweedehands goederen. De huurders betalen daarvoor een vaste prijs. De verkopers van de tweedehands goederen bepalen zelf de verkoopprijzen en kunnen alleen tijdens openingstijden bij hun kraam komen. De bv handelt alle verkopen in naam en voor rekening van de verkopers af. Zij betaalt hen periodiek uit voor behaalde omzet. Soms brengt de bv provisie in rekening voor de verkoop. Als kramen leeg zijn, vult de bv ze met tweedehands goederen en boekt de omzet op een afzonderlijke klantnaam. De rechtbank oordeelt dat de prestaties die de bv levert niet kwalificeren als btw-vrijgestelde verhuur van onroerend goed. Volgens de rechtbank is hier sprake van het btw-belast verlenen van het recht om goederen uit te stallen en te verkopen, en die verkopen financieel af te wikkelen. ■ Wetswijziging kort beschikking 30%-regeling in Bij het afgeven van een beschikking voor de toepassing van de 30%-regeling maakt de inspecteur vaak een voorbehoud voor eventuele wetswijzigingen. Zo ook in een zaak voor rechtbank Noord-Holland. Het betrof een werknemer voor wie de Belastingdienst op 31 juli 2017 een nieuwe beschikking 30%-regeling had afgegeven. De nieuwe werkgever van deze man mocht volgens de beschikking tot januari 2024 de 30%-regeling toepassen. Op 31 juli 2017 was de 30%-regeling maximaal acht jaar toe te passen. Door een wetswijziging op 1 januari 2019 is de regeling echter verkort van acht naar vijf jaar. De fiscus staat daarom niet toe dat de werkgever tussen februari 2021 en juni 2022 de 30%-regeling toepast. De rechtbank is het eens met de Belastingdienst. Voor de inspecteur bestaat geen wettelijke bevoegdheid om de 30%-beschikkingen in te trekken of te wijzigen. De beschikking is bovendien afgegeven onder voorbehoud van wijzigingen in wet- en regelgeving. De rechtbank vindt evenmin dat de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Inmiddels is de 30%-regeling nog steeds maximaal vijf jaar toe te passen, maar het percentage van 30% daalt na 20 maanden naar 20% en na nog eens 20 maanden naar 10%. ■ Werkgever moet CO2-uitstoot verkeer werknemers bijhouden Sinds 1 juli 2024 geldt de rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit. Daardoor moeten werkgevers die op 1 januari van het rapportage jaar meer dan 100 werknemers hebben de CO₂-uitstoot van hun medewerkers bij zakelijk verkeer en woon-werkverkeer bijhouden. Deze werkgevers moeten bijhouden hoeveel kilometers de werknemers van een bedrijf afleggen voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten. Ook dient men te registreren met welk type vervoersmiddel de werknemers dit doen en welk soort brandstof. De werkgever moet dit aantal kilometers vervolgens jaarlijks doorgeven aan de overheid. Met betrekking tot de rapportageverplichting is de persoon met een arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling, die minstens 20 uur per maand betaalde arbeid moet verrichten volgens zijn arbeidsovereenkomst of aanstelling, een medewerker. Oproepkrachten met een nulurencontract, vrijwilligers, zzp’ers en ingeleende krachten tellen dus niet mee. Werkgevers met minder dan 100 medewerkers hoeven geen gegevens aan te leveren, maar mogen dat wel doen. De rechtbank oordeelt ook dat de fiscus niet heeft bewezen dat de aanslagen aanvankelijk op een te laag bedrag zijn vastgesteld als gevolg van (voorwaardelijke) opzet van de bv. Een vergrijpboete is daarom hier niet gepast.
RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=