Nummer 4 September 2024 [FISCAAL] [2] [FISCAAL] ■ Geen aanmerkelijk belang door verlenen van call-optie Een zaak voor rechtbank Zeeland-West-Brabant betreft een man die in een bv participeert door haar € 150.000 ter beschikking te stellen. De bv kan dat bedrag gebruiken om aandelen in het kapitaal van een dochtervennootschap te verwerven. De vergoeding over de participatie is winstafhankelijk. De man heeft ook een call-optie verleend, waardoor de bv 20% van zijn participatie kan kopen voor € 30.000. Wanneer de bv aandelen in de dochtervennootschap verkoopt, maakt zij gebruik van deze optie. Een geschil tussen de man en de fiscus is of het indirecte belang van de man in de dochtervennootschap een aanmerkelijk belang is. In dat geval is zijn inkomen uit aanmerkelijk belang in het desbetreffende jaar namelijk een stuk hoger. De rechtbank merkt op dat de man de economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap zou kunnen hebben. Door het verstrekken van de call-optie heeft hij echter niet meer het volledige economische belang bij de aandelen, maar het volledige economische belang bij 80% van de aandelen. Omdat er nog meer participanten zijn, heeft de man uiteindelijk geen aanmerkelijk belang in de dochtermaatschappij. Een aanmerkelijk belang in een vennootschap kan ook bestaan uit het recht om (in)direct minstens 5% van het geplaatste kapitaal van een vennootschap te verwerven. ■ Verlies op tegen WEV verkregen belang geen negatief loon Als een werknemer aandelen of certificaten op aandelen in zijn werkgever verkrijgt, kan dat gebeuren in het kader van zijn dienstbetrekking. In dat geval kan een verlies op deze certificaten of aandelen negatief loon vormen. Maar zo’n verlies vormt geen negatief loon als geen verband bestaat tussen de verkrijging van de certificaten en de dienstbetrekking. De Hoge Raad heeft dat ook bevestigd. Als de werknemer de certificaten op de aandelen in de werkgever heeft verkregen tegen de waarde in het economische verkeer, vormt dat een aanwijzing dat de verkrijging van deze certificaten los staat van de dienstbetrekking. Als de verkrijging van de certificaten op aandelen in de werkgever losstaat van de dienstbetrekking, vallen de certificaten in principe in box 3. ■ Onzakelijke transactie door accepteren meesterspositie Stel, een dga sluit een overeenkomst om bijvoorbeeld een pand te kopen. De koopovereenkomst bevat een zogeheten meesterclausule. Dat betekent dat de dga naderhand nog een (rechts)persoon kan aanwijzen in wiens naam hij heeft gehandeld. De dga doet dat later en wijst zijn eigen bv aan als meester. Zijn bv accepteert deze meesterspositie. Op dat moment is echter al een overeenkomst gesloten om het pand aan een derde te verkopen tegen een verkoopprijs die onder de inkoopprijs ligt. De vraag komt dan op of de bv het transactieverlies op het pand kan aftrekken. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat het transactieverlies niet aftrekbaar is als de bv tijdens het aanvaarden van de meesterspositie wist of had moeten weten dat zij daardoor verlies zou lijden. Zij handelt in dat geval namelijk niet zakelijk, maar in het belang van haar aandeelhouder. In deze situatie is het dus van belang dat men aannemelijk kan maken dat de bv haar meesterspositie heeft aanvaard op een tijdstip waarop nog niet vaststond dat de transactie verliesgevend zou zijn. Dit kan door de acceptatie van de volmacht schriftelijk te bevestigen. ■ Geen lage PKV-puntwaarde wegens mogelijke discriminatie Het Besluit proceskosten bestuursrecht (BPB) maakt onderscheid in de puntwaarde in bezwaar voor belasting- en andere zaken. Een man heeft in zijn incidentele cassatieberoep gesteld dat dit onderscheid discriminatoir is. De Hoge Raad gaat mee in zijn redenering. De Hoge Raad moet kunnen beoordelen of sprake is van gelijke gevallen en zo ja, of een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor het onderscheid in puntwaarde in bezwaar. Deze beoordeling is door een gebrekkige motivering door de besluitgever niet mogelijk. Daardoor kan de rechter evenmin beoordelen of het BPB op dit punt in strijd is met het discriminatieverbod. Omdat die mogelijkheid niet valt uit te sluiten, moet de rechter de lage puntwaarde bij gebreke van een toetsbare motivering buiten toepassing laten. In plaats daarvan moet de rechter bij de berekening van de bezwaarkostenvergoeding uitgaan van de hogere puntwaarde, aldus de Hoge Raad. Volgens het BPB bedraagt een bezwaarkostenvergoeding in 2024 € 296 voor belastingzaken en zaken over de premies sociale verzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw of betalingen die deze premies of bijdrage vervangen. In andere zaken bedraagt de bezwaarkostenvergoeding € 597. Komt de werknemer vóór de peildatum overeen dat hij zijn certificaten zal verkopen, en vindt de levering van deze certificaten plaats na de waardepeildatum? Dan mag men voor de waardebepaling van de certificaten op de peildatum uitgaan van de prijs die daarvóór is overeengekomen in het kader van de verkoop van de aandelen.
RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=