Nummer 2 Mei 2024 [FISCAAL] [6] [FISCAAL] Tenzij overgangsrecht van toepassing is, bedraagt de vrijgestelde vergoeding voor extraterritoriale kosten in beginsel gedurende de eerste 20 maanden 30%, in de daaropvolgende 20 maanden 20% en de laatste 20 maanden 10%. ■ Geen 30%-regeling na studie in buurland Om onder de 30%-regeling te vallen, moet een werknemer kwalificeren als een ingekomen werknemer. Dat houdt onder andere in dat hij vanuit het buitenland is aangeworven. Ook moet hij in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van zijn tewerkstelling in Nederland in het buitenland woonachtig zijn geweest. Rechtbank Den Haag oordeelt dat iemand ook in Nederland kan hebben gewoond als hij aanvankelijk nog maar een tijdelijke verblijfsvergunning had. Een andere voorwaarde is dat de woonplaats van de werknemer in de buitenlandse periode meer dan 150 kilometer van de grens van Nederland verwijderd moet zijn geweest. Bij een studie net over de grens is de kans groot dat de werknemer niet voldoet aan deze voorwaarde. ■ Beperkte eindheffing excessieve vertrekvergoeding Soms kent een werkgever een ontslagen werknemer een ruime vertrekvergoeding toe. Voor zover de vertrekvergoeding meer bedraagt dan het zogeheten toetsloon, is sprake van een excessieve vertrekvergoeding. Over dit excessieve deel moet de werkgever een pseudo-eindheffing van 75% toepassen. Hof Den Bosch heeft bevestigd dat vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen in dit verband niet tot het loon en dus ook niet tot de vertrekvergoeding behoren. Een voorbeeld van een vrijgestelde vergoeding is een onbelaste vergoeding op grond van de 30%-regeling. De pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen blijft achterwege als het toetsloon van de werknemer niet meer bedraagt dan € 672.000 (bedrag 2024). ■ Verhuur valt in box 1 als verhuurder zelf veel onderhoudt In beginsel zullen de activiteiten met betrekking tot de verhuur van woningen door een natuurlijk persoon kwalificeren als normaal actief vermogensbeheer. In dat geval vallen de verhuurde woningen bij de eigenaar in box 3. Maar sommige verhuurders verrichten zelf zo veel werkzaamheden met betrekking tot de verhuur, dat dit verder gaat dan normaal actief vermogensbeheer. In die situatie vallen de woningen niet in box 3, maar in box 1. Dat betekent dat het resultaat uit de verhuur is belast als resultaat uit overige werkzaamheden. In een zaak voor rechtbank Den Haag had een man in 2015 aanzienlijke werkzaamheden verricht voor zijn verhuurde woningen. Om te beginnen maakte hij huurcontracten voor verschillende huurders op en inde zelf de huur. Daarnaast verrichtte hij voorkomende onderhoudswerkzaamheden en regelde de aansluitingen van het gas en elektra voor de huurders. Bovendien richtte hij verschillende woningen in en hield zich bezig met het ophalen en bezorgen van post. De rechtbank oordeelt dat hier sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer en daarmee van resultaat uit overige werkzaamheden. Wanneer de verhuurder steeds meer werkzaamheden gaat uitbesteden aan derde partijen, is niet langer sprake van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Dat betekent dat een staking plaatsvindt van de overige werkzaamheden. En dus vindt een fiscale afrekening plaats. ■ Ruziesplitsing staat BOR soms in de weg Voor het toepassen van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenkbelasting moet aan verschillende voorwaarden zijn voldaan. Bij een schenking van een aanmerkelijk belang in een bv moet de schenker bijvoorbeeld in de vijf jaren vóór de schenking al het aanmerkelijk belang hebben gehouden (bezitseis). Bovendien moet de bv in die periode al de desbetreffende onderneming hebben gedreven. Deze voorwaarde kan een probleem vormen als de schenker de aandelen heeft verkregen in het kader van een zogeheten ruziesplitsing. Bij een ruziesplitsing gebeurt het immers vaak dat verschillende bedrijfsactiviteiten bij verschillende lichamen belanden. In een zaak voor hof Arnhem-Leeuwarden had bijvoorbeeld een vrouw in het kader van een ruziesplitsing haar aandelen in een bv, die hoor- en optiekcentra exploiteerde, omgewisseld in aandelen in een bv die alleen hoorcentra exploiteerde. Het verschil in bedrijfsactiviteiten was volgens het hof hier al met al te groot om te voldoen aan de bezitseis. Wisselt een aandeelhouder in het kader van een ruziesplitsing aandelen in een bv om voor aandelen in een ander bedrijf? Dan kan dit de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling beperken. In geval van vererving van een aanmerkelijk belang geldt dat de erflater slechts een jaar vóór de vererving aan de bezitseis moet voldoen.
RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=