Nummer 4 September 2023 [FISCAAL] [2] [FISCAAL] ■ Voorwaarden voor pensioenregeling met twee uitvoerders Wordt een pensioenregeling uitgevoerd door twee pensioenuitvoerders? Dan kan als gevolg van de afwijkende overgangsmomenten naar het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (WTP) de pensioenregeling fiscaal onzuiver worden. Om dat te voorkomen heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit aangepast. In dit aangepaste besluit wijst hij onder voorwaarden een pensioenregeling bij twee pensioenuitvoerders aan als pensioenregeling. Een belangrijke voorwaarde is dat het basisdeel van de pensioenregeling al op 30 juni 2023 werd uitgevoerd door een kwalificerend pensioenfonds en het aanvullende deel van de pensioenregeling door een kwalificerende verzekeraar/premiepensioeninstelling (PPI). De pensioenopbouw in het aanvullende deel van de pensioenregeling moet zich enkel beperken tot pensioenopbouw over niet in het basisdeel van de pensioenregeling benutte pensioengevende loonbestanddelen. Hieronder valt een niet benut deel van de pensioengrondslag dat ontstaat door een verschil in gehanteerde AOW-franchises. Na aanpassing van een van de twee delen van de pensioenregeling aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP of als het aanvullende deel van de pensioenregeling tot stand is gekomen na 30 juni 2023, moeten beide delen voldoen aan het fiscale pensioenkader waarop dat betreffende deel van de pensioenregeling gebaseerd is. ■ Bij geruisloze terugkeer in bv meer verlies mee te nemen Onder voorwaarden is de onderneming van een bv met uitsluitend natuurlijke personen als aandeelhouders geruisloos in te brengen in een IBonderneming. Daarbij kunnen nog te verrekenen verliezen van de bv onverrekend blijven. De aandeelhouders die de onderneming voortzetten, mogen volgens de wet in 2023 15/42 deel van dit verlies aanmerken als ondernemingsverlies. Deze breuk is gebaseerd op oudere belastingtarieven van de vennootschaps- en inkomstenbelasting. Dankzij een gewijzigd besluit mogen aandeelhouders voor het jaar 2023 een verhoudingsgetal van 19/44 toepassen. ■ Mogelijk KIA bij ruisende inbreng in bestaande bv Stel, een dga houdt alle aandelen in een bv. Daarnaast exploiteert hij voor eigen rekening en risico een onderneming. De dga wil deze onderneming ruisend inbrengen in zijn bestaande bv. De tegenprestatie zal bestaan uit een agiostorting. De ruisende inbreng van de onderneming leidt tot een desinvesteringsbijtelling. De vraag is of bij de bv recht bestaat op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) ten aanzien van de inbreng. De Kennisgroep winstfaciliteiten en firmaproblematiek stelt dat bepaalde verplichtingen in gelieerde verhoudingen in beginsel zijn uitgesloten van de KIA. De inspecteur kan echter onder voorwaarden ontheffing van deze uitsluiting geven. Er kan dus recht op de KIA bestaan. ■ BOR bij onderlangse schenking aan bv met meer dan een dga De Kennisgroep successierecht heeft een standpunt gegeven met betrekking tot de volgende situatie. Een dga heeft 100% van de aandelen in een holding, die weer alle aandelen in een dochtervennootschap houdt. De dga heeft twee kinderen, die samen 100% van de aandelen in een nieuw opgerichte bv houden. De holding draagt de aandelen in haar dochtervennootschap voor nihil over aan deze nieuwe bv. De vraag is of in deze situatie de bedrijfopvolgingsregeling (BOR) in de schenkbelasting is toe te passen. De kennisgroep meent van wel. Bij een schenking ‘onderlangs’ van aandelen in een deelneming aan een vennootschap, is niet vereist dat die vennootschap slechts één aandeelhouder heeft. Voor toepassing van de BOR is wel vereist dat de dochtervennootschap een materiële onderneming drijft. Met de vervanging van 42 door 44 houdt men rekening met de aftopping van het inkomstenbelastingtarief waartegen de aftrek van de MKBwinstvrijstelling plaatsvindt. Eén van de voorwaarden is dat de partijen met de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen zakelijk handelen. Deze toets is voorbehouden aan de inspecteur.
RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=