5. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) WERKGEVERS EN WERKNEMERS Uitzendcontract eindigt niet meer bij ziekte Als u een uitzendkracht inleent, biedt de wet de mogelijkheid om een zogenoemd ‘uitzendbeding’ op te nemen in de uitzendovereenkomst. Daarin komt u met het uitzendbureau overeen dat de uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt, doordat de terbeschikkingstelling op uw verzoek ten einde komt. Tot 1 juli 2023 was het uitzendbeding in de verschillende uitzendcao’s (zowel van de ABU als van de NBBU) zó geregeld, dat de uitzendovereenkomst geacht werd onmiddellijk te zijn beëindigd op verzoek van de inlener, als de uitzendkracht zich ziekmeldt. Het uitzendbureau was dan niet verplicht loon door te betalen aan de zieke uitzendkracht. De hoogste rechter, de Hoge Raad heeft hier een streep doorgehaald. Wordt een uitzendkracht ziek, dan eindigt de uitzendovereenkomst niet van rechtswege. De inlener moet dan eerst een verzoek doen om de terbeschikkingstelling te beëindigen. Voortaan loon doorbetalen Sinds 1 juli 2023 zijn de ABU- en de NBBU-cao zodanig gewijzigd dat de uitzendovereenkomst niet tijdens arbeidsongeschiktheid kan worden beëindigd. Deze cao’s gaan daardoor dus een stap verder dan wat er is vereist op basis van de uitspraak van de Hoge Raad. Dit heeft gevolgen voor uitzendbureaus die door hun lidmaatschap aan de ABU- of NBBU-cao zijn gebonden – of gebonden raken – vanaf het moment dat de cao algemeen verbindend wordt verklaard. Zij moeten sinds 1 juli 2023 bij ziekte van de uitzendkracht loon doorbetalen, zolang de uitzendovereenkomst duurt. Het uitzendbureau kan pas een Ziektewetuitkering aanvragen op de laatste dag van die overeenkomst als de uitzendkracht dan nog ziek is. Niet gebonden uitzendbureaus zouden dus nog wel de mogelijkheid hebben om de uitzendovereenkomst tijdens of vanwege arbeidsongeschiktheid te beëindigen. Zij moeten daarvoor wel eerst voldoen aan de voorwaarde dat hieraan een verzoek van de inlener ten grondslag ligt (de voorwaarde die voortkomt uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad). WERKGEVERS EN WERKNEMERS Meer duidelijkheid over hoge en lage WW-premie Demissionair minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft meer duidelijkheid gegeven over drie onderwerpen met betrekking tot de gedifferentieerde Awf-premie. Zo geeft ze aan dat in het geval van meerdere arbeidsomvangen en tijdelijke urenuitbreiding de lage Awf-premie blijft gelden. Het ministerie stelde voorheen dat een tijdelijke contractuele urenuitbreiding altijd kwalificeert als tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst, waarvoor de hoge WW-premie geldt. Dit standpunt bleek juridisch niet houdbaar, waardoor het met terugwerkende kracht is herzien. Ook het standpunt dat een arbeidsovereenkomst met wisselende arbeidsomvangen een oproepovereenkomst is, is met terugwerkende kracht herzien. Hierdoor geldt de lage premie voor een arbeidsovereenkomst met meerdere arbeidsomvangen, zolang deze maar als één aantal uren per tijdseenheid van ten hoogste één maand of jaar (mits gelijkmatige loonspreiding) zijn vastgelegd. Hierdoor kwalificeren arbeidsovereenkomsten waarin een tijdelijke urenuitbreiding is overeengekomen niet langer als oproepovereenkomsten. Afblazen herzieningen Het tweede onderwerp heeft betrekking op het afblazen van twee voorgenomen herzieningen, waarbij met terugwerkende kracht de hoge WW-premie geldt. Het betreft de volgende twee nog niet ingevoerde herzieningssituaties: a. De werknemer krijgt binnen een jaar na aanvang van de dienstbetrekking een WW-uitkering door arbeidsurenverlies bij de werkgever. b. De werknemer krijgt opnieuw een WW-uitkering, maximaal één jaar nadat situatie a is opgetreden. Deze herzieningssituaties moeten voorkomen dat u vaste contracten flexibel inzet door deze na korte tijd te ontbinden (situatie a) en om een draaideur richting de WW te voorkomen, vooral bij seizoensarbeid (situatie b). De minister heeft besloten om situatie a nog niet in te voeren, maar wel te monitoren of dit in de toekomst alsnog nodig is. Herzieningssituatie b wordt definitief niet ingevoerd. Seizoensarbeid Het derde onderwerp betreft de voorgenomen uitzondering voor seizoensarbeid. Die gaat niet door, omdat de uitvoeringsinstanties seizoensarbeid niet kunnen uitzonderen van de hoge WW-premie. Een alternatieve subsidie om seizoenswerkgevers te compenseren voor de hoge WW-premie wordt mede vanwege het risico op misbruik ook niet ingevoerd.
RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=